In de berichtgeving over Trumps verkiezingsoverwinning domineert vooralsnog de vraag hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat de media dit niet hadden zien aankomen. Wat deden ze fout? Waar kwam die overwinning vandaan? Dat de media na zo’n grote en significante politieke breuk met het verleden voornamelijk over zichzelf praten, toont echter precies het probleem.
Het grote onderonsje
Wanneer blijkt dat men een verkeerde inschatting heeft gemaakt, kan men twee dingen doen. Óf men richt zich op het object van de inschatting (Trumps nederlaag) en erkent dat die foutief was; dan rest niets anders dan vervolgens beter te werk te gaan. Óf men richt zich op het subject van de foutieve inschatting: “Hoe kan het dat ik dit niet zag?” Dat de media overwegend voor dit laatste gekozen hebben, laat zien dat waarheidsvinding en neutraliteit allang niet meer het primaire doel is van de hedendaagse mainstream journalistiek. Het gaat er veeleer om de steeds verder afbrokkelende positie te behouden van een beroepsklasse die zichzelf een normerende functie toedicht. De strategie die de media hiervoor uitwerken draait dan ook niet om de foute inschatting die gemaakt is, maar om het terugwinnen van het vertrouwen.
Trumpstemmer als de ‘ander’
De Trumpstemmer (en geestverwanten in andere landen) is degene waarvan het vertrouwen teruggewonnen moet worden. Hiervoor worden allerlei technieken geïntroduceerd om die Trumpstemmer te ‘begrijpen’. Linkse politici proberen dit al jaren met dooddoeners als het ‘tonen van begrip’ en het ‘serieus nemen van de angsten’. Erg succesvol lijkt deze strategie echter niet. Dat komt omdat op deze wijze slechts over de kiezer wordt gesproken als een fenomeen dat verklaard moet worden. Een columnist van Trouw ging zelfs zo ver door te stellen dat journalisten als sociologen te werk moeten gaan en vooral niet mee moeten gaan in het denken van populisten. De veronderstelling is dus dat wanneer we de kiezers begrijpen, het vertrouwen weten te herstellen en de angsten wegnemen, zij hun fouten zullen inzien en gewoon weer het oude, vertrouwde en vooral gewenste stemgedrag vertonen. De electorale keuze van deze kiezer wordt dus reeds bij voorbaat niet als een serieus te nemen optie overwogen.
De boze blanke man
De grote uitkomst van deze ‘verstehende’ methode van de media is het concept van ‘de boze blanke man’. Dat concept moet verklaren aan wat voor mensen Trump zijn overwinning dankt. De boze blanke man is degene die we moeten aanspreken, willen we het vertrouwen terugwinnen en de mediacrisis oplossen. Op vrijdag 11 november waren bij Pauw enkele ‘gewone burgers’ uitgenodigd om het gesprek aan te gaan met Alexander Pechtold in een poging de kloof tussen burger en elite te overbruggen. De puur politieke discussie die toen volgde tussen, weliswaar geëngageerde, maar politiek onervaren burgers en een doorgewinterd politicus, versterkte natuurlijk alleen maar het beeld dat het hier de rede was die het opnam tegen de onderbuik. Electoraal gedrag dat enkel gereduceerd wordt tot angst en boosheid en vervolgens op deze oneerlijke wijze aan het publiek getoond wordt, kan natuurlijk niet anders dan dienen als bevestiging van het idee dat niet de media, maar de kiezer fout zit.
Inhoud
De enige juiste benadering van Trumps overwinning werd geopperd in een eerdere uitzending van Pauw op de dag na de Amerikaanse verkiezingen. Yernaz Ramautarsing, student politieke wetenschappen en aanhanger van Trump, keerde zich al gauw tegen de framing van Trumpstemmers als pure proteststemmers. Donald Trump, aldus Yernaz, heeft gewonnen omdat zijn beleid mensen aanspreekt. Hij heeft gewonnen op inhoud. Hij sloeg hiermee de spijker op zijn kop. De overwinning van Trump is geen overwinning van gevoel over rede. Ook is het geen electorale revolutie van een groep mensen die eerder langs de zijlijn stond. Het is simpelweg een inhoudelijke verschuiving van de rechtse politiek in Amerika. Dit blijkt ook wanneer we het concept van de ‘boze blanke man’ eens aan de cijfers onderwerpen. Uit onderzoek van het PEW Research Center bleek namelijk dat het aandeel aan blanke stemmen, dat beide kandidaten wisten binnen te slepen procentueel nagenoeg gelijk verdeeld was als tussen de republikeinse en democratische kandidaten bij de verkiezingen van 2012. Trump kreeg zelfs meer stemmen van de zwarte gemeenschap dan zijn republikeinse voorganger, Mitt Romney. Bovendien was de overwegend mannelijke steun voor Trump vergelijkbaar met die voor George W. Bush. De opkomst van ‘de boze blanke man’ berust dus niet op feiten, maar dient vooral ter ondersteuning van de maatschappelijke positie van de journalistiek.
Quota
Het gebrek aan vertrouwen van de burger in de media is secundair aan het falen van de media op inhoudelijk vlak. Het paternalisme dat spreekt uit hun pogingen de burger terug te winnen is juist precies wat de burger in eerste instantie van de media heeft vervreemd. Journalisten zouden er goed aan doen het primaire doel van de journalistiek in ere te herstellen, namelijk een zo neutraal mogelijke waarheidsvinding. Het vertrouwen volgt dan vanzelf. Dat vertrouwen zal echter een veel stabieler vertrouwen zijn. Dit betekent tevens dat de journalistiek te accepteren heeft dat er een inhoudelijke verschuiving in politieke opvattingen plaatsvindt. Journalisten zijn geen sociologen en al zeker geen pedagogen. Shula Rijxman, voorzitter Raad van Bestuur Publieke Omroep, roept op tot een pluriformere omroep die het gesprek met het publiek aangaat. Misschien is het een idee om quota voor mediabedrijven in te stellen om een aanwas van ‘rechts-populistische’ journalisten te bewerkstelligen. Politieke gezindheid wordt immers eveneens beschermd door artikel 1 van de grondwet en als de huidige mediacrisis een ding heeft laten zien, dan is het wel dat het deze groep kiezers enorm ontbreekt aan acceptatie, te beginnen in de journalistiek.