De coronacrisis maakt duidelijk dat wij afhankelijk zijn van onze digitale infrastructuur. Hierdoor kunnen we thuiswerken, onderwijs volgen, boodschappen bestellen, zorgadvies ontvangen en blijven we met elkaar in contact. Maar er komen ook kwetsbaarheden aan het licht. Moet de overheid niet meer gaan toezien op onze digitale infrastructuur?
Door Kay Bemelen
Niet iedereen heeft toegang tot stabiel internet en netwerken raken regelmatig overbelast. Ook heeft niet iedereen de juiste apparatuur om bijvoorbeeld thuis te werken. En het ergste; nagenoeg niemand heeft toegang tot betrouwbare en veilige software die gebruikt kan worden om met elkaar te communiceren zonder dat door bedrijven of derden gegevens verzameld worden.
Ondanks onze hoge mate van welvaart en digitalisering zijn we niet goed voorbereid op de crisis. Dat komt omdat digitalisering op dit moment is opgeknipt en verdeeld over drie ministeries: Binnenlandse Zaken (BZK), Economische Zaken (EZK), en Justitie en Veiligheid (JeV). Die ministeries kijken allemaal vanuit hun eigen bril naar de digitale wereld. BZK houdt zich vooral bezig met digitale dienstverlening. EZK probeert met digitalisering de Nederlandse (kennis)economie te versterken. En JeV houdt toezicht op de digitale veiligheid in de markt. Het grote plaatje ontbreekt. Dat roept de vraag op: waar ligt de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse digitale infrastructuur?
"De overheid moet een proactieve rol gaan innemen om een digitale wereld voor haar burgers te creëren."
Het is bijzonder dat de overheid momenteel zo zwaar leunt op digitale infrastructuur en deze overlaat aan de private sector, zoals Microsoft. Natuurlijk zijn er regels over privacy en vormen van toezicht maar er is geen sprake van aangeboden voorzieningen of onderhoud vanuit de overheid zelf. Het overheidsingrijpen in digitale systemen is vaak reactief; als het leed geleden is of als de brand geblust moet worden. Tijd voor een andere aanpak, tijd voor een Rijksdigistaat.
De overheid moet een proactieve rol gaan innemen om een digitale wereld voor haar burgers te creëren, zonder dat alleen de commerciële partijen de dienst uitmaken. Dat betekent zelf voorzieningen inrichten, deze onderhouden en toezien op het gebruik ervan. Dat betekent niet direct censuur of spionage vanuit de overheid, maar het zorgt voor de drie basale elementen die nodig zijn voor een digitale burger: toegang tot internet (verbinding); toegang tot de juiste apparaten (hardware); toegang tot veilige applicaties (software). Niet alleen verhogen we zo de digitale veiligheid van de burger en versterken we onze economische positie, het zorgt ook voor meer gelijkheid. Zo kunnen mensen met lagere inkomens beter deelnemen in onze digitale maatschappij.
"Rijksdigistaat kan helpen met het maken onze digitale back-up."
Een Rijksdigistaat kan dat verwezenlijken. Als het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat haar eigen uitvoerend agentschap kan hebben (Rijkswaterstaat), waarom kunnen de ministeries met hun digitale verantwoordelijkheden dit dan niet? Wellicht zullen we dit soort crises vaker gaan meemaken. Rijksdigistaat kan helpen met het maken onze digitale ‘back-up’; een alternatieve digitale versie van de samenleving waar we op kunnen terugvallen. Juist nu is het moment om daar beleid voor te maken.
Comments