top of page
Foto van schrijverMerle van Leusden

“Zelfs in het Smurfendorp heb je maar één Smurfin.”


Vrouwen hebben geknokt om te staan waar ze nu staan. Dat wordt duidelijk in het boek De ongehoorde helft van NRC-journalist Paul van der Steen, waarin wordt teruggekeken naar de verworvenheden van de vrouw in de politiek.


Suze Groenewegen

Honderd jaar na de introductie van het vrouwenkiesrecht vragen sommige politici zich af of het wel zo verstandig is dat vrouwen zoveel rechten hebben verworven. De rechts-extremistische hoek durft zelfs te beweren dat rechten als abortus de hele machtspositie van het Westen aantasten. Terwijl in diezelfde rechtse hoek gehuiverd wordt hoe de islam de positie van de vrouw benadert. De intellectuele discussie mag van mij prima gevoerd worden door een aantal heren met een glas cognac en een dikke sigaar. Ieder zijn ding. Maar wanneer politici deze meningen verkondigen, schrik ik. Want blijkbaar is de huidige positie van de vrouw niet normaal en moeten we stilstaan bij de rechten van de vrouw. Sterker nog; we moeten die beschermen.


De ongehoorde helft “portretteert de vrouwen die als eerste de vinger op durfden te steken, die zorgden dat de mannen met macht niet om hen heen konden”. De spreekwoordelijke druppel om in de pen te klimmen was voor de journalist de vraag aan de eerste vrouwelijke burgemeester van Utrecht in 1981 (“Wat vindt uw echtgenoot er nu van?”).


"Allen hebben duidelijk één overeenkomst – ze beschikken over een bewonderenswaardige moed."

Het boek begint met een portretreeks van een aantal vrouwen op het pluche. Op de foto’s komen ze nogal mutserig en (huis)vrouwelijk op mij over (op de laatste foto van oud-minister en staatssecretaris van de VVD Neelie Kroes na). Nog een overeenkomst: ze kijken allemaal nors. Of is het een blik van onbehagen? Een blik die lijkt te zeggen: hoor ik hier wel te zitten? (Again: behalve bij Neelie Kroes). Hier trap ik overigens direct in een valkuil door de dames op hun uiterlijk te beoordelen. Want Ina Muller-van Ast (Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid in de jaren tachtig) werd een ‘haaibaai’ genoemd omdat ze met een lage en harde stem voor haar mening uitkwam. Als een man dat doet, noemen ze dat ‘duidelijk’. Vrouwen in de politiek moeten ook scherp kunnen uithalen zonder dat dit onmiddellijk gekoppeld wordt aan hun geslacht. Enfin, net als dat de emancipatie nooit af is, is de democratie dat ook niet.


Neelie Kroes, 1979

De strijd van deze vrouwen beschrijft Van der Steen uitgebreid en boeiend. Met tal van anekdotes geeft hij hun reis naar het pluche weer. Allen hebben duidelijk één overeenkomst – ze beschikken over een bewonderenswaardige moed. Een soort durf waar de hele samenleving, vrouwen en mannen, baat bij heeft, aldus de journalist. En die durf gaat verder dan alleen een anti-Brexit stickertje op je autoruit plakken, terwijl je man voorzitter is van het Britse Lagerhuis. Een durf die verder gaat dan de premier terechtwijzen voor zijn opmerking “u lacht zo lief”. Suze Groenewegen, het allereerste vrouwelijke Kamerlid, zei later over haar carrière: “Als ik als Kamerlid mislukte, dan zouden de vrouwen het gedaan hebben.” Wat een durf moet je hebben, om die verantwoordelijkheid op je schouders te nemen.


"Een vrouwenquotum zou recht doen aan de strijd van alle vrouwen in dit boek."

De opsommingen aan het eind van het boek van Van der Steen geven duidelijk aan hoe traag de opmars van vrouwen in de politiek was en is. Zo is er bijvoorbeeld nog nooit een vrouwelijke minister van Financiën geweest. Nog nooit een vrouwelijke minister van Buitenlandse Zaken. En to top it all off; nog nooit een vrouwelijke premier. Of quota een noodzakelijk kwaad zijn? Ja, aldus Van der Steen. Om de vaart erin te houden. Vrouwen in topposities worden nog steeds gezien als iets exotisch. “Zelfs in het Smurfendorp heb je Knutselsmurf, Lolsmurf en Grote Smurf, maar slechts één Smurfin”, zegt Van der Steen in zijn boek. Tijdens een lezing in Maastricht zei Van der Steen dat hij voorheen behoorde tot het anti-vrouwenquotum-kamp, maar ondertussen pro-quota is. “Het zou allemaal wel vanzelf gaan, dacht ik toen ik studeerde. Maar dat gaat het niet. Een vrouwenquotum zou recht doen aan de strijd van alle vrouwen in dit boek.”


Het feit dat we het er überhaupt over moeten hebben, stemt me soms verdrietig. Uitspraken van sommige politici maken duidelijk dat de positie van de vrouw iets is om telkens voor te strijden. “Die eerste vrouwelijke premier komt er heus wel”, stelden Els Borst en Annemarie Jorritsma in 2000, toen zij als vicepremiers werden geïnterviewd. Inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder en is zij nog steeds niet aangetreden. En dat is kwalijk, want, zoals diezelfde Els Borst het ooit fantastisch verwoordde: “Politiek is te belangrijk om aan mannen over te laten.”


 

Oordeel:

🍌🍌🍌


Comments


bottom of page